ECLI:NL:CRVB:2021:672
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de herziening van AOW-toeslag door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de herziening van zijn AOW-toeslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant, woonachtig in Frankrijk, ontving sinds 2011 een ouderdomspensioen op grond van de AOW, aanvankelijk met een toeslag voor zijn partner. In 2014 heeft appellant de Svb geïnformeerd over zijn gewijzigde woonsituatie en partner. De Svb heeft daarop zijn AOW-toeslag herzien, maar dit leidde tot een terugvordering van teveel betaalde toeslag. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Svb handhaafde de herziening. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het eerste bestreden besluit ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de Svb de herziening van de toeslag correct heeft uitgevoerd, rekening houdend met de wettelijke bepalingen en het beleid. De Raad oordeelt dat appellant redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat de toeslag te hoog was vastgesteld, gezien de informatie die hem was verstrekt. De Raad heeft het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Svb dit besluit had ingetrokken en een nieuw besluit had genomen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de Raad heeft de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellant.