Uitspraak
20.1865 AOW, 20/1866 AOW
OVERWEGINGEN
altijdbinnen [vier weken Nederland, zes weken buiten Nederland] aan ons door.” De echtgenote van betrokkene had per maand wisselende inkomsten en genoot deze als zelfstandige.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een AOW-toeslag die betrokkene ontving voor zijn echtgenote. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat betrokkene en zijn echtgenote hebben kunnen begrijpen dat de toeslag vanaf juni 2015 te hoog was vastgesteld, gezien het inkomensafhankelijke karakter van de toeslag en de substantiële inkomsten die de echtgenote ontving uit een persoonsgebonden budget (pgb). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder onderzoek gedaan naar het inkomen van de echtgenote, wat leidde tot de conclusie dat er een te hoog bedrag aan toeslag was betaald. De Raad bevestigt dat de Svb zijn vaste gedragslijn consistent heeft toegepast en dat er geen dringende redenen zijn om van herziening of terugvordering af te zien. Het hoger beroep van de erven van betrokkene wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank blijft in stand. De Raad benadrukt dat de inlichtingenplicht van artikel 49 van de AOW is geschonden, en dat betrokkene niet heeft aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen heeft.