ECLI:NL:RBGEL:2024:8055
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de goedkeuring van een zorgovereenkomst door het zorgkantoor in het kader van de Wet langdurige zorg
In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 11 november 2024, wordt de einduitspraak gedaan na een tussenuitspraak over de goedkeuring van een zorgovereenkomst tussen eiser en een zorgverlener. Eiser had eerder een beroep ingesteld tegen het besluit van het zorgkantoor, dat geen goedkeuring verleende aan de zorgovereenkomst. De rechtbank had in een tussenuitspraak op 21 juni 2024 vastgesteld dat het zorgkantoor onvoldoende had gemotiveerd waarom de zorgovereenkomst niet goedgekeurd kon worden, en had het zorgkantoor de gelegenheid gegeven om dit gebrek te herstellen.
Het zorgkantoor heeft vervolgens een nieuw besluit genomen op 3 juli 2024, waarin het zijn eerdere besluit introk en een nadere motivering gaf. Eiser heeft hierop gereageerd, maar de rechtbank oordeelde dat een zitting niet nodig was en het onderzoek kon worden gesloten. In de einduitspraak bevestigt de rechtbank dat het zorgkantoor met de nieuwe motivering voldoende heeft aangetoond dat de individuele omstandigheden van eiser niet leiden tot goedkeuring van de zorgovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat het zorgkantoor terecht geen goedkeuring heeft verleend, omdat de zorgovereenkomst niet voldoet aan de vereisten van de Regeling langdurige zorg.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser tegen het bestreden besluit II ongegrond en het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk. Tevens wordt het zorgkantoor veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt de belangenafweging die het zorgkantoor moet maken in het kader van de Wet langdurige zorg, waarbij het algemeen belang prevaleert boven de individuele belangen van eiser.