Uitspraak
21.4547 ANW, 22/207 ANW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 30 december 2021 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
Op 8 december 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) die appellante, na het overlijden van haar echtgenoot in 2016, had aangevraagd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de uitkering herzien en teruggevorderd omdat appellante meer inkomsten had dan eerder bekend was. De rechtbank had de Svb veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten en griffierecht, maar het beroep tegen de herziening en terugvordering werd ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat zowel appellante als de Svb een rol hebben gespeeld in het ontstaan van de herziening. Appellante had erkend dat zij op de hoogte was van een nabetaling van haar arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar dacht dat de Svb deze informatie van de Belastingdienst zou ontvangen. De Svb had echter niet tijdig geïnformeerd naar de inkomsten van appellante. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de Svb voldoende rekening had gehouden met de omstandigheden door de terugvordering te matigen tot de helft.
De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks het gebrek aan aflossingscapaciteit van appellante. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van 30 december 2021 ongegrond. De proceskostenvergoeding werd verrekend met de terugvordering, wat in lijn was met de wetgeving.