In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek. Appellant ontving bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en weigerde een fulltime functie als commercieel binnendienstmedewerker, wat leidde tot een verlaging van zijn bijstand met 100% voor twee maanden. Het dagelijks bestuur stelde dat appellant zich verwijtbaar niet beschikbaar had gesteld voor de aangeboden functie, wat recidive zou impliceren. Appellant stelde echter dat hij zijn gedrag had hersteld door zich opnieuw beschikbaar te stellen voor fulltime functies voordat de maatregel werd opgelegd.
De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid kon concluderen dat er geen dringende redenen waren om de maatregel te matigen, gezien het feit dat appellant zijn gedrag al had aangepast voordat de maatregel werd opgelegd. De Raad heeft de verlaging van de bijstand daarom gematigd tot 50% gedurende een maand. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het dagelijks bestuur werd veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.048,- bedroegen. De Raad heeft ook bepaald dat het dagelijks bestuur het griffierecht van appellant dient te vergoeden.