ECLI:NL:CRVB:2022:1026
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW), had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en werd daarop door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam geconfronteerd met een maatregel. Deze maatregel hield in dat zijn bijstand met 50% werd verlaagd gedurende één maand, omdat hij de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te behouden niet was nagekomen. De appellant had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd omdat hij vond dat hij te weinig verdiende en had problemen met de arbeidsomstandigheden. Het college stelde dat de maatregel was afgestemd op de financiële omstandigheden van de appellant en dat er geen rekening gehouden hoefde te worden met de beslagvrije voet bij het opleggen van de maatregel. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat de maatregel niet proportioneel was en dat de casemanager hem niet had gewezen op de mogelijkheid om zijn ontslag ongedaan te maken. De Raad oordeelde dat de appellant zelf verantwoordelijk was voor zijn beslissing om de arbeidsovereenkomst op te zeggen en dat de maatregel terecht was opgelegd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.