Uitspraak
16.7671 WIA, 16/7674 WIA
OVERWEGINGEN
DC Expertise Centrum, benoemd als deskundige. De deskundige heeft op 23 maart 2016 een NPO verricht en op 22 april 2016 rapport uitgebracht. De deskundige heeft, kort samengevat, geconcludeerd dat tijdens het NPO aanwijzingen waren voor onderpresteren. Betrokkene scoorde bij het NPO veel zwakker dan op de geheugentest in maart 2013 en de ogenschijnlijk progressieve stoornis lijkt volgens de deskundige moeilijk te rijmen met de bekende hersenaandoening. Het aangetoonde hersenletsel en de eventuele stemmingsklachten zijn naar het oordeel van de deskundige geen afdoende verklaring voor het onderpresteren tijdens zijn onderzoek. Er was volgens de deskundige, anders dan door matser in zijn rapporten is gesteld, bovendien geen contra-indicatie voor afname van symptoomvaliditeitstests. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op het deskundigenrapport gereageerd bij rapport van 6 juni 2016. In reactie op een brief van betrokkene van 7 juni 2016 en aanvullende stukken, waaronder informatie van Matser, heeft de deskundige in een nader rapport van 22 juni 2016 het expertiserapport nader toegelicht en gereageerd op de opmerkingen bij het rapport door betrokkene.
29 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ9863, en van 23 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4856, geen belemmering gezien dat in bezwaar alsnog voorbeeldfuncties zijn geselecteerd, die niet voorafgaand aan het bestreden besluit aan betrokkene zijn voorgelegd. De mate van arbeidsongeschiktheid is naar het oordeel van de rechtbank terecht op 75,29% vastgesteld.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat voor betrokkene geen inkomenseis gedurende 24 maanden vanaf 13 oktober 2014 geldt en is bepaald dat die uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde (deel van het) bestreden besluit;
- bepaalt dat voor betrokkene geen inkomenseis geldt gedurende 24 kalendermaanden vanaf 13 maart 2015 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente op de onder 4.12 vermelde wijze;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan betrokkene van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1.000,-;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.280,-;
- bepaalt dat het Uwv aan betrokkene het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124,- vergoedt.