ECLI:NL:CRVB:2025:1632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep WIA-uitkering niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang en schadevergoeding voor overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Appellant ontving sinds 6 december 2010 een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en had in 2015 een WGA-vervolguitkering gekregen. In 2019 heeft het Uwv de WIA-uitkering van appellant definitief berekend en beëindigd per 25 december 2019, omdat hij meer dan 65% van zijn eerdere loon verdiende. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar de Raad heeft geoordeeld dat er geen procesbelang is, omdat appellant met zijn hoger beroep geen hogere uitkering kan bereiken. De Raad heeft ook een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn behandeld en vastgesteld dat de procedure bijna zes jaar heeft geduurd, wat de redelijke termijn met twee jaar overschrijdt. De Raad heeft de Staat en het Uwv veroordeeld tot schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn, respectievelijk € 1.833,33 en € 166,67. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten.