ECLI:NL:CRVB:2019:2182
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van ingezetenschap en verzekering onder de Algemene Kinderbijslagwet na verblijf in Canada
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellante, die in 2014 met haar kinderen naar Canada vertrok, recht had op kinderbijslag onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Raad oordeelde dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) appellante ten onrechte de kinderbijslag had geweigerd voor het tweede en derde kwartaal van 2015. De Raad stelde vast dat appellante niet definitief Nederland had verlaten in september 2014, omdat zij haar huurwoning in Amsterdam had aangehouden en retourvliegtickets naar Nederland had gekocht. Hierdoor kon de Svb appellante gedurende een jaar na haar vertrek nog als ingezetene beschouwen.
De Raad oordeelde echter dat appellante vanaf september 2015 niet meer in Nederland woonde, maar uitsluitend in Canada. Dit leidde tot de conclusie dat zij op de peildatum van 1 juli 2016 niet verzekerd was op grond van de AKW, omdat zij niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam voor zover deze betrekking had op de kinderbijslag voor het tweede en derde kwartaal van 2015, en droeg de Svb op om een nieuwe beslissing te nemen over de toekenning van kinderbijslag voor die periode. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante.