ECLI:NL:CRVB:2018:700
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig verkregen bewijs in studiefinancieringszaak en overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellante, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze besluiten betroffen de herziening van haar studiefinanciering en de oplegging van een bestuurlijke boete, gebaseerd op een onderzoek naar haar woonsituatie dat was uitgevoerd door onbevoegde controleurs. De Raad oordeelde dat de bevindingen van dit onderzoek als onrechtmatig verkregen bewijs moesten worden gekwalificeerd, waardoor de besluiten van de minister niet op een deugdelijke motivering berustten. De Raad vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaarde de beroepen van appellante gegrond. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 500,- aan appellante. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van appellanten en de noodzaak voor bestuursorganen om zich aan de wettelijke vereisten te houden bij het verzamelen van bewijs.