Uitspraak
19 april 2016, 14/3918 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. W.J. Dammingh, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de korpschef van politie, die op 16 december 2013 een functie had toegekend aan de appellant. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De Raad oordeelde dat de redelijke termijn van twee jaar voor de behandeling van het bezwaar en beroep was overschreden met bijna drie maanden. Dit was te wijten aan de lange duur van de procedures, waarbij zowel de korpschef als de bestuursrechter verantwoordelijk waren voor de overschrijding. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en de korpschef en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de appellant. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 500,-, verdeeld over de twee partijen. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die op € 495,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.