Uitspraak
16.6431 PW, 17/2175 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
heeft vastgesteld op € 5.467,-;
de plaats treedt van het vernietigde besluit van 7 maart 2016;
€ 1.002,-;
vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellante, die sinds 14 november 2003 bijstand ontving, werd beschuldigd van het niet melden van onroerend goed in Turkije en een pensioen van het Turkse verzekeringsorgaan SGK. Na een onderzoek door de gemeente Den Haag, dat werd uitgevoerd naar aanleiding van een tip, bleek dat appellante vier woningen in Turkije bezat en een pensioen ontving, wat zij niet had gemeld bij het college. Het college heeft daarop de bijstand van appellante ingetrokken en een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft de besluiten van het college in eerste instantie bevestigd, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de hoogte van de boete herzien. De Raad oordeelde dat de boete moest worden vastgesteld op € 5.200,- in plaats van de eerder opgelegde € 5.467,-. De Raad bevestigde de intrekking van de bijstand, omdat appellante niet had aangetoond dat zij in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad oordeelde dat het college terecht had gehandeld door de bijstand in te trekken en de boete op te leggen, en dat appellante niet had voldaan aan haar inlichtingenverplichting. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de aanvrager om transparant te zijn over hun financiële situatie en bezittingen.