ECLI:NL:CRVB:2017:3136
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens verzwegen eigendom in Turkije
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was gehuwd met Ö. Naar aanleiding van meldingen over hun buitenlandse vakanties, heeft het college een onderzoek ingesteld naar onroerende zaken in Turkije die op naam van appellante en Ö stonden geregistreerd. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante en Ö beschikten over twee appartementen en een vrijstaande woning in Turkije, met een totale waarde van € 116.542,-, wat boven de vrij te laten vermogensgrens lag. Het college heeft daarop besloten de bijstand van appellante en Ö in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de melding onvoldoende was om een onderzoek te rechtvaardigen en dat zij niet op de hoogte was van de onroerende zaken. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college bevoegd was om onderzoek in te stellen en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet op de hoogte was van de onroerende zaken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.