In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 24 januari 2008 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had verzuimd om op geld waardeerbare werkzaamheden als dj en de verkoop van tickets te melden. Dit leidde tot een onderzoek door de buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. De boa's ontdekten dat appellant actief was op sociale media onder verschillende dj-namen en dat hij een bankrekening had met aanzienlijke kasstortingen die niet waren gemeld aan het college van burgemeester en wethouders van Schiedam.
Het college heeft de bijstand van appellant over een periode van zes jaar ingetrokken en een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting. De Raad oordeelde dat appellant een ernstige mate van nalatigheid kon worden verweten, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van grove schuld. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelde de boete vast op € 7.800,-, het maximumboetebedrag dat gold op het moment van de overtreding. Tevens werd het college veroordeeld in de kosten van de appellant, die in totaal € 2.100,- bedroegen.