ECLI:NL:CRVB:2018:1986
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- J.L. Boxum
- E.C.G. Okhuizen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering op basis van extreem laag waterverbruik en hoofdverblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellante ontving sinds 1 mei 1996 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en stond ingeschreven op een uitkeringsadres. In het kader van een themacontrole naar waterverbruik is vastgesteld dat appellante in de periode van 1 januari 2011 tot en met 26 november 2014 een extreem laag waterverbruik had van 3 tot 5 m³ per jaar. Dit leidde tot de veronderstelling dat zij haar hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had. De gemeente Groningen heeft daarop haar bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 58.266,54 teruggevorderd.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en dat de betrokkene verplicht is om juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken. De Raad heeft de eerdere rechtspraak over extreem laag waterverbruik verduidelijkt en vastgesteld dat een verbruik van maximaal 7 m³ per jaar per huishouden als extreem laag wordt aangemerkt. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat zij haar hoofdverblijf op het uitkeringsadres had, ondanks haar stellingen over haar levensstijl en de werking van de watermeter.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.