Uitspraak
16.7429 PW, 17/1338 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
in totaal € 216,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel. De appellant ontving sinds 12 maart 2009 bijstand op grond van de Participatiewet, maar zijn bijstand werd ingetrokken en teruggevorderd door het college van burgemeester en wethouders van Almelo. Dit gebeurde op basis van twijfels over zijn woonsituatie, die voortkwamen uit laag waterverbruik en pintransacties in de nabijheid van het huis van zijn moeder. Het college concludeerde dat appellant niet zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres, wat leidde tot een terugvordering van € 25.758,11.
De Raad heeft vastgesteld dat het college onvoldoende bewijs heeft geleverd om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen. De Raad oordeelde dat de onderzoeksresultaten, waaronder het lage waterverbruik en het pinverkeer, niet voldoende waren om aan te tonen dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde. Bovendien werd opgemerkt dat appellant tijdens zijn detentie niet op het uitkeringsadres verbleef, maar dat dit niet automatisch betekende dat hij daar geen hoofdverblijf had. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en herstelde het besluit van het college, waarbij de intrekking van de bijstand werd herroepen. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.006,- bedroegen.