ECLI:NL:CRVB:2019:1670
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en afwijzing van bijstandsaanvraag wegens extreem laag waterverbruik en geen hoofdverblijf op opgegeven adres
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand en de afwijzing van een nieuwe aanvraag van appellant, die sinds 27 juli 2009 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden heeft na een onderzoek, dat werd gestart naar aanleiding van een anonieme tip, geconcludeerd dat appellant niet op het opgegeven uitkeringsadres woont. Dit werd onderbouwd door extreem laag waterverbruik, dat in de periode van 4 november 2014 tot en met 30 januari 2017 slechts 2 m³ bedroeg. Appellant heeft tijdens een gesprek verklaard dat hij vaak bij zijn vriendin en moeder verblijft, maar kon dit lage verbruik niet voldoende verklaren. Het college heeft daarom de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken.
Na de intrekking heeft appellant op 17 maart 2017 opnieuw bijstand aangevraagd, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen omdat er geen gewijzigde omstandigheden waren die rechtvaardigden dat appellant nu wel recht op bijstand zou hebben. De rechtbank Noord-Nederland heeft de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht heeft gehandeld. De Raad oordeelde dat het aan appellant was om aan te tonen dat hij op het uitkeringsadres woonde, wat hij niet heeft kunnen doen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de proceskostenveroordeling af.