Uitspraak
OVERWEGINGEN
7 september 2005 recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Bij besluit van 26 april 2006 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant per 7 september 2005 recht heeft op een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW).
23 augustus 2007 waarin het Uwv heeft vastgesteld dat appellant geen recht heeft op een WAO-uitkering. Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat de terugvordering niet aan hem te wijten is. Daarom heeft het Uwv volgens appellant ten onrechte een bruto bedrag teruggevorderd. Hij heeft aangekondigd in een later stadium stukken toe te sturen, waaruit zou blijken dat de specificaties waar het Uwv zich op heeft gebaseerd onjuist zijn.
28 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AK3696) dient de bekendheid, vereist voor het aanvangen van de vijfjaarstermijn, subjectief te worden opgevat als een daadwerkelijke bekendheid. Door degene die zich op verjaring beroept, moet worden gesteld en zo nodig bewezen dat de schuldeiser daadwerkelijk bekend was met het bestaan van de vordering en de persoon van de ontvanger.
10 maart 2010 dan wel 11 maart 2010 bekend was met de vordering. Geoordeeld moet worden dat het Uwv niet in strijd met artikel 3:309 van het BW heeft gehandeld. Dat betekent dat van verjaring van de vordering van het Uwv uit hoofde van onverschuldigde betaling geen sprake is.