In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant, die lijdt aan chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), heeft aangevoerd dat zijn beperkingen door het Uwv zijn onderschat. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische rapporten van twee deskundigen, internist prof. dr. L. Abraham-Inpijn en psychiater W.H.J. Mutsaers, beoordeeld. De Raad concludeert dat de deskundige Mutsaers overtuigend heeft aangetoond dat de klachten van appellant voortkomen uit een angststoornis en dat er geen cognitieve stoornissen zijn. De Raad onderschrijft de medische grondslag van het bestreden besluit en oordeelt dat appellant terecht niet in aanmerking is gebracht voor een WIA-uitkering. Daarnaast heeft appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn met ruim een jaar is overschreden en kent appellant een schadevergoeding van € 1.500,- toe. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.970,-.