Uitspraak
16.3104 WIA
mr. M.W.L. Clemens.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het Uwv had vastgesteld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering. Appellant, die zich op 28 oktober 2012 ziek meldde vanwege oogklachten en andere gezondheidsproblemen, betwistte de medische beoordeling van het Uwv. De Centrale Raad van Beroep heeft de deskundige, oogarts prof. dr. G.P.M. Luyten, ingeschakeld om de medische situatie van appellant te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat appellant lijdt aan verminderde visus en metamorfopsie, maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep stelde dat de beperkingen voor het vasthouden en verdelen van aandacht niet gerechtvaardigd waren volgens de CBBS-instructies. De Raad oordeelde dat de deskundige niet voldoende gemotiveerd had dat er een objectieve medische noodzaak was voor meer beperkingen dan in de FML van 10 september 2014 waren opgenomen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn in de procedure was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 1.500,- aan appellant door de Staat der Nederlanden.