ECLI:NL:CRVB:2020:1091
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering en medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die als dakdekker werkte, had zich op 28 maart 2013 ziek gemeld met psychische klachten en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering, heeft het Uwv vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de uitkering. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt gehandhaafd dat het Uwv zijn medische beperkingen heeft onderschat. De Raad heeft een deskundige benoemd, psychiater J.K. van der Veer, die in zijn rapport concludeerde dat appellant meer beperkingen had dan het Uwv had vastgesteld. De deskundige stelde dat de FML van 27 mei 2015 onvoldoende rekening hield met de door hem vastgestelde beperkingen. De Raad heeft de deskundige gevolgd in zijn bevindingen en geconcludeerd dat de medische grondslag van het bestreden besluit onjuist was. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.558,72 bedragen.