Uitspraak
7 december 2015, 15/4392 (aangevallen uitspraak)
mr. W.J.M.H. Lagerwaard. Werkneemster is niet verschenen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van een werkneemster die sinds 1 augustus 2013 als oproepkracht in de gehandicaptenzorg werkzaam was. Na een ziekmelding op 15 januari 2014, heeft zij een ZW-uitkering ontvangen van haar werkgever, een uitzendorganisatie die als eigenrisicodrager fungeert. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de werkgever tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de werkneemster recht heeft op een ZW-uitkering tot 12 juni 2015. De werkgever betwist deze beslissing en stelt dat de werkneemster vanaf 15 februari 2015 geen recht meer heeft op de uitkering, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen.
De Raad oordeelt dat de zorgvuldigheidseisen bij de beëindiging van een ZW-uitkering in acht moeten worden genomen, ook wanneer nieuwe functies worden geselecteerd. De Raad bevestigt dat de werkneemster zich moet kunnen instellen op de nieuwe situatie en dat de werkgever, als eigenrisicodrager, langer ziekengeld moet betalen. De Raad verwijst naar de aanzegjurisprudentie en concludeert dat de datum waarop het recht op ZW-uitkering eindigt, terecht is vastgesteld op 12 juni 2015. Het hoger beroep van de werkgever wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank blijft in stand.