ECLI:NL:CRVB:2019:2549

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2019
Publicatiedatum
31 juli 2019
Zaaknummer
17/4969 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van geselecteerde functies voor appellant in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die zich op 2 september 2015 ziek meldde, was in het kader van de Ziektewet (ZW) in aanmerking gebracht voor ziekengeld. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 6 oktober 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.

De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was en dat de medische oordeelsvorming niet in twijfel werd getrokken. Appellant voerde in hoger beroep aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische beperkingen en overhandigde rapporten van zijn huisarts en een verzekeringsarts. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv voldoende gemotiveerd was en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellant.

De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist was. Appellant had geen nieuwe gegevens overgelegd die een ander licht op zijn belastbaarheid wierpen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.4969 ZW

Datum uitspraak: 31 juli 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 juni 2017, 17/952 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.M. Breevoort, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. N. Abalhay, opvolgend gemachtigde van appellant. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.C. Puister.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als filiaalmanager van een schoenenwinkelketen. Op 2 september 2015 heeft hij zich ziek gemeld met lichamelijke klachten. Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellant belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 juli 2016. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet in staat is zijn eigen werk te verrichten, vervolgens drie functies geselecteerd en op basis van deze functies berekend dat appellant nog 65,19% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 5 september 2016 vastgesteld dat appellant met ingang van 6 oktober 2016 (datum in geding) geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 6 februari 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het onderzoek van de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest. Zij hebben appellant lichamelijk onderzocht en uit de rapporten blijkt dat alle klachten van appellant bij de beoordeling zijn betrokken. Ook is de beschikbare medische informatie meegenomen in de medische beoordeling. Volgens de rechtbank bestaat voorts geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is geweest. Met de klachten van appellant is voldoende rekening gehouden door verschillende beperkingen aan te nemen in de FML. Appellant heeft geen informatie overgelegd die een ander licht werpt op het door de verzekeringsartsen ingenomen standpunt over zijn belastbaarheid op de datum in geding. Uitgaande van de juistheid van de bij appellant vastgestelde beperkingen heeft de rechtbank tot slot geen reden gezien de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies in twijfel te trekken.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische beperkingen. Ter onderbouwing hiervan heeft appellant een huisartsenjournaal van 30 juli 2017 overgelegd en een specialistenbericht van 20 april 2017 van de polikliniek orthopedie. Verder heeft appellant verzekeringsarts/medisch adviseur J.M. Fokke ingeschakeld voor een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en zijn rapport van
15 november 2017 overgelegd. Appellant heeft dan ook zijn standpunt gehandhaafd dat de geselecteerde functies voor hem te belastend zijn. Ook zou volgens appellant op energetisch preventieve gronden een urenbeperking moeten worden aangenomen. Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in bezwaar twee nieuwe functies geselecteerd, zodat appellant een nieuwe uitlooptermijn had moeten worden gegeven.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920).
4.2.
Appellant heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat zijn medische beperkingen zijn onderschat een rapport overgelegd van J.M. Fokke. Deze heeft geconcludeerd dat bij de vaststelling van de beperkingen als gevolg van de rugklachten van appellant onvoldoende rekening is gehouden met de ter zake uitgebrachte richtlijnen die alle het advies inhouden de werkdruk te reduceren en actief te zijn/lichaamsbeweging te hebben. Over dit laatste aspect heeft Fokke opgemerkt dat voor appellant als specifieke beperking verder nog zou moeten gelden dat er voldoende afwisseling moet zijn tussen enerzijds het staan en zitten en anderzijds het lopen, waarbij het lopen minimaal 50% van de werktijd moet bedragen. Ook zou het volgens Fokke logisch zijn geweest als het zitten beperkt zou worden tot maximaal één uur achtereen en het zitten tijdens werk tot niet meer dan vier uur per werkdag. In de nu geselecteerde functies gaat het om overwegend zittende functies, waarin geen sprake is van voldoende afwisseling van statische houdingen.
4.3.
In het rapport van Fokke, die alleen dossieronderzoek heeft verricht en appellant niet zelf heeft onderzocht, wordt geen aanleiding gezien de medische oordeelsvorming door het Uwv in twijfel te trekken. Met de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt geoordeeld dat de verwijzing naar de richtlijnen bij rugklachten te algemeen is om alleen al op grond daarvan beperkingen vast te stellen. Er moet altijd worden gekeken naar de specifieke situatie van de betrokkene. Daarbij is van belang dat appellant bij de onderzoeken door de verzekeringsartsen zelf geen melding heeft gemaakt van specifieke problemen bij het zitten. Om appellant op het aspect van zitten verdergaand beperkt te achten bestaat dan ook geen aanleiding. Verder was bij appellant ten tijde van de datum in geding niet alleen sprake van rugklachten, maar ook van klachten als gevolg van de liesbreukingreep. Dat rechtvaardigde om appellant licht beperkt te achten voor het lopen tijdens het werk, zodat geen aanleiding bestaat om deze beperking te laten vervallen. Tot slot bestaat voor een urenbeperkingen geen aanleiding. Appellant heeft geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat een urenbeperking is aangewezen, terwijl Fokke in zijn rapport heeft geconcludeerd dat de aandoening van appellant geen aanleiding geeft tot het aannemen van een urenbeperking.
4.4.
De rechtbank wordt dan ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. Zowel in bezwaar als in hoger beroep is voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat bij de geselecteerde functies de voor appellant vastgestelde belastbaarheid niet wordt overschreden.
4.5.
De arbeidsdeskundige in de primaire fase heeft, zoals blijkt uit de zogeheten samenvatting arbeidsmogelijkhedenlijst, vijf functies geselecteerd die appellant met inachtneming van de voor hem gestelde beperkingen zou kunnen verrichten. In strijd met het bepaalde in artikel 9 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft de arbeidsdeskundige echter de drie functies met de laagste loonwaarde gebruikt voor de functieduiding. Ook zijn alleen deze drie functies aan appellant voorgehouden. In bezwaar heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dezelfde vijf functies geselecteerd en deze vijf functies aan appellant voorgehouden. In overeenstemming met het Schattingsbesluit zijn toen de drie functies met de hoogste loonwaarde gebruikt voor het berekenen van de resterende verdiencapaciteit. Appellant heeft onder verwijzing naar de zogeheten aanzegjurisprudentie (zie de uitspraken van 19 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1921 en van 6 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4202) aangevoerd dat het Uwv zijn uitkering had moeten voortzetten en bij de beslissing op bezwaar een nieuwe uitlooptermijn in acht had moeten nemen. Dit betoog wordt niet gevolgd. In de primaire fase en in bezwaar zijn dezelfde vijf functies geselecteerd. Voorts zijn de oorspronkelijk aan appellant voorgehouden functies ongewijzigd geschikt. Van een situatie dat de betrokkene een termijn moet worden gegund om zich op een wijziging van de aangezegde arbeidsmogelijkheden in te stellen is bij appellant onder deze omstandigheden daarom geen sprake.
4.6.
Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2019.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) M.A.A. Traousis

TM