Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een ambtenaar die, na een disciplinair onderzoek, door de korpschef van politie is ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim. De ambtenaar, werkzaam bij de politie sinds 1984, werd beschuldigd van verschillende gedragingen, waaronder het herhaaldelijk raadplegen van politiesystemen voor privédoeleinden en het delen van informatie met derden. De korpschef had de ambtenaar op 27 november 2014 geschorst en op 25 februari 2015 ontslagen. De rechtbank had het beroep van de ambtenaar tegen het ontslag ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van de ambtenaar beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de rechtbank niet tekortgeschoten was in haar motiveringsplicht. De Raad bevestigde dat de bestuursrechter zich kan beperken tot de kern van de aangevoerde gronden en dat de korpschef voldoende gronden had voor het schorsingsbesluit. De Raad oordeelde dat de gedragingen van de ambtenaar, zoals het ongeoorloofd gebruik van politiesystemen en het niet melden van risicovolle contacten, als ernstig plichtsverzuim konden worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat de opgelegde straf van ontslag niet onevenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.