ECLI:NL:CRVB:2016:2066
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om onderzoek naar sollicitatieactiviteiten en beschikbaarheid werknemer voor de arbeidsmarkt
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellante, een overheidswerkgever, had een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een onderzoek in te stellen naar de sollicitatieactiviteiten en de beschikbaarheid van een werknemer voor de arbeidsmarkt. De werknemer had van 3 mei 2010 tot 28 april 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), maar de appellante stelde dat de werknemer niet voldeed aan zijn sollicitatieverplichtingen en niet beschikbaar was voor de arbeidsmarkt. Het Uwv had het verzoek van de appellante afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de werknemer niet beschikbaar was of onvoldoende had gesolliciteerd.
De rechtbank had het beroep van de appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de appellante niet had aangetoond dat zij haar re-integratietaak had ter hand genomen en dat het alleen laten verrichten van controle en inspectie door een bureau niet voldeed aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WW. De Raad benadrukte dat een overheidswerkgever actief invulling moet geven aan zijn re-integratietaak en dat het niet reageren van de werknemer op verzoeken om informatie geen overtreding oplevert van de WW. De Raad concludeerde dat het Uwv het verzoek van de appellante terecht had afgewezen en dat er geen gerede twijfel was over de aanspraak op de WW-uitkering van de werknemer.