ECLI:NL:CRVB:2017:234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake werkloosheidsuitkering en re-integratieverplichtingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het besluit van appellant vernietigd. De zaak betreft een melding van 16 april 2014 door de betrokkene, een overheidswerkgever, over vermeend verwijtbaar gedrag van een werknemer die niet had meegewerkt aan activiteiten ter bevordering van zijn inschakeling in de arbeid. Appellant had besloten geen maatregel op te leggen aan de werknemer, wat door de betrokkene werd betwist. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de melding niet was gebaseerd op een gegrond vermoeden van niet-meewerken aan re-integratieverplichtingen. De Raad concludeert dat appellant niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de melding en dat de beslissing om geen maatregel op te leggen terecht was. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de betrokkene wordt ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.