In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van studiefinanciering van appellante. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de studiefinanciering van appellante herzien naar de norm voor thuiswonende studenten, omdat hij had vastgesteld dat zij niet woonde op het adres waar zij ingeschreven stond in de gemeentelijke basisadministratie. Appellante heeft echter voldoende bewijs geleverd dat zij wel degelijk op het gba-adres woonde, waaronder foto's van haar kamer, een uitdraai van haar locatiegeschiedenis op Google Maps, en verklaringen van buren. De Raad oordeelde dat de minister ten onrechte de aanvraag van appellante voor studiefinanciering naar de norm voor uitwonende studenten had afgewezen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en de besluiten van de minister, en bepaalde dat appellante recht had op studiefinanciering naar de norm voor uitwonende studenten voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013. Tevens werd de minister veroordeeld tot schadevergoeding aan appellante en tot vergoeding van de proceskosten.