ECLI:NL:CRVB:2020:2086
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag studiefinanciering op basis van onvoldoende bewijs van bewoning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had studiefinanciering aangevraagd op basis van de Wet studiefinanciering 2000, maar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de aanvraag afgewezen omdat de appellant niet op het basisregistratiepersonen (brp) adres woonde. De minister had eerder vastgesteld dat de appellant niet op het brp-adres woonde, wat leidde tot een herziening van de studiefinanciering. De appellant heeft geprobeerd bewijs te leveren van zijn bewoning van het brp-adres, maar de rechtbank oordeelde dat dit bewijs onvoldoende was. De rechtbank vond dat de verklaringen van de getuigen en de overgelegde documenten niet voldoende concreet waren om aan te tonen dat de appellant daadwerkelijk op het brp-adres woonde. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de minister terecht had verlangd dat de appellant objectief bewijs zou leveren van zijn woonadres. De Raad concludeerde dat de appellant niet in zijn bewijslevering was geslaagd en dat de eerdere beslissing van de rechtbank moest worden bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende en concreet bewijs bij aanvragen voor studiefinanciering, vooral wanneer eerder is vastgesteld dat de aanvrager niet op het opgegeven adres woont.