ECLI:NL:CRVB:2015:4137
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WW-uitkering in relatie tot FPU-uitkering en de uitzonderingsbepaling van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WW-uitkering aan appellant, die tevens een FPU-uitkering ontvangt. Appellant had een dienstverband dat eindigde op 30 maart 2013 en had op 1 april 2013 een WW-uitkering aangevraagd. Het Uwv had appellant in aanmerking gebracht voor een WW-uitkering, maar deze kwam niet tot uitbetaling omdat de FPU-uitkering hoger was dan de WW-uitkering. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de uitzondering in artikel 3:5, derde lid, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB) niet van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de FPU-uitkering terecht in mindering werd gebracht op de WW-uitkering, omdat er geen sprake was van een verlies aan arbeidsuren uit hetzelfde dienstverband.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij voldoet aan de uitzondering van artikel 3:5, derde lid, van de AIB. De Raad bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de uitzonderingsbepaling restrictief moet worden uitgelegd. De Raad benadrukte dat de woorden 'uit hetzelfde dienstverband' impliciet aanwezig zijn in de bepaling, en dat de situatie van appellant niet onder de uitzondering valt. De Raad verwees naar eerdere jurisprudentie ter ondersteuning van zijn oordeel en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.