Uitspraak
Zeeland-West-Brabant van 7 maart 2016, 15/5877 (aangevallen uitspraak)
mr. M.W.L. Clemens.
OVERWEGINGEN
4 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:4137). De rechtbank heeft geoordeeld dat het prepensioen van appellant niet valt onder de uitzonderingssituatie in het derde lid, omdat het prepensioen niet voortvloeit uit dezelfde dienstbetrekking als zijn WW-uitkering. Het Uwv heeft het prepensioen volgens de rechtbank terecht als inkomen aangemerkt en in mindering gebracht op de WW-uitkering. Dat het bij de toepassing van de uitzondering moet gaan om een pensioen en WW-uitkering uit hetzelfde dienstverband volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit de door appellant overgelegde brief van minister Asscher van 19 juni 2014. Uit het met ingang van 1 juli 2015 geldende vijfde lid van artikel 3:5 van het AIB volgt volgens de rechtbank niet dat de wetgever niet de voorwaarde stelt dat het moet gaan om dezelfde dienstbetrekking. De tekst in het nieuwe vijfde lid wijkt slechts enigszins af van het derde lid, daarnaast is in de toelichting expliciet vermeld dat met de verplaatsing van het derde lid naar het vijfde lid inhoudelijk geen wijziging is beoogd.