3.2.Tussen partijen is niet in geschil dat betrokkene op grond van Vo. 1408/71 recht heeft op zorg in België ten laste van Nederland en dat zij voor dit recht op zorg een buitenlandbijdrage verschuldigd is. In hoger beroep is met name in geschil op welke wijze de inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage als onderdeel van de buitenlandbijdrage berekend moet worden, en wel in het bijzonder of bij die berekening het negatieve NiNbi in aanmerking moet worden genomen.
3.3.1.Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Zvw (tekst 2006 en 2007) melden in het buitenland wonende personen die met toepassing van een Verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen (…) in geval van behoefte aan zorg recht hebben op zorg of vergoeding van de kosten daarvan, zoals voorzien in de wetgeving over de verzekering voor zorg van hun woonland, zich, tenzij zij op grond van de Zvw verzekeringsplichtig zijn, bij Cvz aan. In het tweede lid van dat artikel is, voor zover van belang, bepaald dat de in het eerste lid bedoelde personen een bij ministeriële regeling te bepalen bijdrage zijn verschuldigd.
3.3.2.De in artikel 69 van de Zvw bedoelde ministeriële regeling is de Regeling Zorgverzekering (Regeling).
3.3.3.In artikel 6.3.1, eerste lid, van de Regeling (tekst 2006 en 2007) is bepaald dat de voor een persoon, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Zvw verschuldigde bijdrage (de buitenlandbijdrage), wordt berekend door de grondslag van de bijdrage te vermenigvuldigen met het getal dat wordt berekend uit de verhouding tussen de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekering in het woonland van deze persoon, en de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekeringen in Nederland (woonlandfactor).
3.3.4.Artikel 6.3.1, tweede lid, van de Regeling houdt - voor zover van belang - in dat de grondslag van de buitenlandbijdrage gelijk is aan de som van:
a. een inkomensafhankelijke bijdrage, berekend overeenkomstig paragraaf 5.2 van de Zvw,
b. een inkomensafhankelijke bijdrage, berekend overeenkomstig de op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen verschuldigde premie voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (…), en
c. (…) een bijdrage per maand overeenkomende met eentwaalfde van het bedrag van de standaardpremie voor een zorgverzekering, zoals deze ingevolge artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag voor het desbetreffende jaar wordt vastgesteld.
3.3.5.Van paragraaf 5.2 van de Zvw maken de volgende artikelen deel uit.
Artikel 42 van de Zvw bepaalt dat de inkomensafhankelijke bijdrage over een jaar wordt geheven over het bijdrage-inkomen van dat jaar.
Artikel 43, eerste lid, van de Zvw bepaalt - voor zover van belang - dat het bijdrage-inkomen van een jaar is het gezamenlijke bedrag van hetgeen door de verzekeringsplichtige in dat jaar is genoten aan:
a. belastbaar loon (…)
d. belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen (…).
3.3.6.Artikel 6.3.1, achtste lid, van de Regeling houdt in dat de inkomensgegevens, benodigd voor de berekening van de in het tweede lid bedoelde grondslag, worden ontleend aan het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8, eerste tot en met derde lid, van de Awir.
3.3.7.Artikel 6.3.1, negende lid, van de Regeling houdt in dat indien het in artikel 8, derde lid, van de Awir bedoelde, niet in Nederland belastbaar inkomen niet is vastgesteld op grond van artikel 8 van de Awir, het door de rijksbelastingdienst wordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van dat artikel.
3.3.8.Artikel 8 van de Awir (tekst 2006 en 2007) bepaalt:
“1. Toetsingsinkomen is:
a. indien over het berekeningsjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, zoals dat in die aanslag is opgenomen of zoals dat bij beschikking is vastgesteld;
b. indien over het berekeningsjaar geen aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het belastbare loon, zoals dat blijkt uit de op het berekeningsjaar betrekking hebbende jaaropgaven, vermeerderd met het belastbare loon van het berekeningsjaar waarover loonbelasting is nageheven van de werknemer. (…)
3. Niet in Nederland belastbaar inkomen, zoals dat bij beschikking is vastgesteld, wordt in aanvulling op het eerste en tweede lid mede als toetsingsinkomen in aanmerking genomen.”