Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2018 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser,
het Centraal Administratie Kantoor (CAK), verweerder
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2018, in de zaak AWB - 17 _ 8539, staat de buitenlandbijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet (Zvw) centraal. Eiser, een voormalig beroepsmilitair die sinds 1 april 2016 een uitkering ontvangt van Stichting Pensioenfonds ABP en Loyalis, woont al dertig jaar in Duitsland. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) heeft de buitenlandbijdrage over 2016 vastgesteld op € 3.943,03, waarvan eiser nog € 1.266,30 moet betalen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, omdat hij meent dat de voorlopige jaarafrekening niet correct is vastgesteld, met name omdat er ten onrechte is aangenomen dat op de uitkering van Loyalis geen Zvw-bijdrage is ingehouden.
De rechtbank overweegt dat op grond van de Verordening EG 883/2004 eiser recht heeft op zorg in Duitsland ten laste van Nederland. De rechtbank stelt vast dat eiser onder de werking van deze verordening valt en dat hij een buitenlandbijdrage aan het CAK is verschuldigd. De discussie spitst zich toe op de vraag of de buitenlandbijdrage ook van toepassing is op de uitkering van Loyalis. De rechtbank concludeert dat de berekening van de buitenlandbijdrage correct is uitgevoerd door het CAK, en dat eiser niet heeft aangetoond dat Loyalis de verplichte bijdrage heeft afgedragen aan de Belastingdienst.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en geeft aan dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.