ECLI:NL:CRVB:2014:632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- J. Brand
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende
In deze zaak gaat het om de herziening van studiefinanciering voor appellante, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als thuiswonend is aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De Minister had eerder besloten om de studiefinanciering van appellante, die was berekend naar de norm voor een uitwonende studerende, te herzien naar de norm voor een thuiswonende studerende. Dit besluit was gebaseerd op een huisbezoek dat had plaatsgevonden op 19 juni 2012, waarbij was vastgesteld dat appellante niet op het adres woonde waar zij ingeschreven stond in de gemeentelijke basisadministratie.
De Raad oordeelt dat de Minister voldoende bewijs had om te concluderen dat appellante niet op het GBA-adres woonde. De toestemming van de hoofdbewoner voor het huisbezoek was rechtmatig, en de omstandigheden van het huisbezoek gaven geen aanleiding om de bevindingen als onrechtmatig verkregen bewijs te beschouwen. Appellante voerde aan dat haar huisrecht was geschonden omdat de controleurs geen toestemming vroegen voor het betreden van haar kamer, maar de Raad oordeelt dat de toestemming van de hoofdbewoner voldoende was.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de Minister zijn besluit op de juiste wijze heeft onderbouwd. De bevindingen van het huisbezoek, waaronder het ontbreken van persoonlijke spullen van appellante op het GBA-adres, ondersteunen de conclusie dat appellante niet op dat adres woonde. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het hoger beroep van appellante af.