ECLI:NL:CRVB:2016:831
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van woonsituatie
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering aan appellante, die volgens de minister niet op haar gemeentelijke basisadres woonde. Appellante was sinds 17 juli 2007 ingeschreven op een adres waar ook haar tante en haar gezin woonden. De minister had vanaf januari 2012 studiefinanciering toegekend op basis van de status van uitwonende studerende. Na een huisbezoek op 18 juli 2013, uitgevoerd door controleurs in opdracht van de minister, werd vastgesteld dat appellante niet op het opgegeven adres woonde. Dit leidde tot een herziening van de studiefinanciering en een terugvordering van € 3.651,48. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Appellante stelde dat het onderzoek van de controleurs gebrekkig was en dat zij niet op de hoogte waren van het doel van het huisbezoek. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de bevindingen van het huisbezoek voldoende feitelijke grondslag boden voor de conclusie dat appellante niet op haar gba-adres woonde. De Raad oordeelde dat de minister geen aanleiding had om aanvullend onderzoek te verrichten, gezien de afwezigheid van persoonlijke spullen van appellante op het adres en de verklaringen van de hoofdbewoonster.