ECLI:NL:CRVB:2017:3848
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering op basis van woonadres en terugvordering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van studiefinanciering van appellante, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was teruggevorderd. De herziening was gebaseerd op bevindingen van controleurs die de woonsituatie van appellante hadden onderzocht. Appellante was ingeschreven op een adres waar zij volgens de minister niet daadwerkelijk woonde. De minister had studiefinanciering toegekend op basis van de norm voor uitwonende studenten, maar na het onderzoek werd appellante als thuiswonende studerende aangemerkt, wat leidde tot een terugvordering van € 8.866,74.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard. Appellante stelde in hoger beroep dat de controleurs niet bevoegd waren en dat zij niet voldoende in staat was om haar situatie uit te leggen vanwege haar beheersing van de Nederlandse taal. De Raad oordeelde echter dat de controleurs bevoegd waren en dat de bevindingen van het onderzoek voldoende bewijs boden voor de herziening van de studiefinanciering. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij op het brp-adres woonde, gezien het gebrek aan persoonlijke spullen in de woning en de inconsistenties in haar verklaringen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder veroordeling in proceskosten.