ECLI:NL:CRVB:2016:1737
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering op basis van woonsituatie en controle huisbezoek
In deze zaak gaat het om de herziening van de studiefinanciering van appellante, die als uitwonende studente was aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het bezwaar van appellante tegen het besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ongegrond had verklaard. De minister had op basis van een huisbezoek, uitgevoerd door controleurs, geconcludeerd dat appellante niet op haar gemeentelijke basisadres woonde, wat leidde tot de herziening van haar studiefinanciering. De Raad oordeelt dat de minister voldoende bewijs heeft geleverd dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De bevindingen van het huisbezoek, zoals vastgelegd in het rapport, bieden een feitelijke grondslag voor de conclusie dat appellante niet op het gba-adres woonde. De Raad wijst erop dat de stellingen van appellante, waaronder de aanwezigheid van persoonlijke spullen en het gebruik van de kamer door medebewoners, niet voldoende zijn om de conclusie van de minister te weerleggen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.