ECLI:NL:CBB:2023:322
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Duuren
- H.L. van der Beek
- H. van den Heuvel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag TVL wegens te late indiening
In deze zaak heeft de onderneming haar aanvraag voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) te laat ingediend. De aanvraag, die voor het tweede kwartaal van 2021 was bedoeld, diende uiterlijk op 20 augustus 2021 te zijn ingediend. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de aanvraag op 1 november 2021 als pro-forma aangemerkt en vervolgens afgewezen. De onderneming heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierop heeft de onderneming beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Tijdens de zitting op 8 december 2022 heeft de onderneming betoogd dat de afwijzing van de aanvraag een buitensporige straf is, gezien de financiële impact van de coronamaatregelen op de horecasector. De onderneming stelde dat de aanvraag niet te laat was ingediend uit laksheid, maar door de drukte en chaos die de pandemie met zich meebracht. De minister heeft echter gesteld dat de aanvraagtermijn duidelijk was gecommuniceerd en dat de redenen van de onderneming voor de te late indiening niet voldoende waren om van de regels af te wijken.
Het College heeft geoordeeld dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De wetgeving rondom de TVL biedt geen ruimte voor afwijkingen van de aanvraagtermijn. Het College concludeert dat de afwijzing van de aanvraag een geschikt en noodzakelijk middel is om ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen terechtkomen bij ondernemers die wel aan de voorwaarden voldoen. De onderneming heeft zelf de verantwoordelijkheid genomen om de aanvraag door een minder ervaren persoon te laten indienen, wat de gevolgen voor haar risico maakt. Het beroep van de onderneming is ongegrond verklaard.