In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 juli 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had een aanvraag ingediend voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) voor het tweede kwartaal van 2021, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De onderneming stelde dat zij door een blokkade in het aanvraagformulier niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De minister betwistte dit en stelde dat er geen blokkade was, maar enkel een waarschuwing dat de SBI-code geen recht gaf op TVL-subsidie. De onderneming had eerder al aanvragen gedaan en was op de hoogte van de situatie met betrekking tot de SBI-code.
De gemachtigde van de onderneming had verzocht om een hoorzitting, maar de minister ging ervan uit dat de onderneming hiervan had afgezien omdat er niet snel genoeg op een e-mail werd gereageerd. Het College oordeelde dat de minister ten onrechte had aangenomen dat de onderneming van de hoorzitting afzag, gezien de eerdere bevestigingen van de gemachtigde. Het College oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, maar dat de minister wel de proceskosten van de onderneming moest vergoeden, omdat er geen hoorzitting had plaatsgevonden. De proceskosten werden vastgesteld op € 837,- en het griffierecht van € 365,- moest ook worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van een hoorzitting in bestuursrechtelijke procedures en de verantwoordelijkheden van zowel de aanvrager als de minister in het proces van subsidieaanvragen. Het College concludeerde dat de beslissing van de minister niet onevenredig was, maar dat de procedurele fout van het niet houden van een hoorzitting wel gevolgen had voor de proceskostenvergoeding.