ECLI:NL:CBB:2023:602
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag COVID-19 door de minister van Economische Zaken en Klimaat
In deze zaak heeft de vennootschap, aangeduid als [naam 1] B.V., beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal van 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen omdat deze na afloop van de geldende aanvraagperiode was ingediend. De vennootschap stelde dat zij op 18 oktober 2021 een aanvraag had ingediend, maar de minister stelde dat de aanvraag pas op 3 november 2021 was ontvangen. De vennootschap voerde aan dat technische problemen met het webportaal van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de tijdige indiening hadden belemmerd en dat de minister niet had gehandeld volgens zijn eigen gedragslijn in vergelijkbare zaken.
De enkelvoudige kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 24 oktober 2023 geoordeeld dat de vennootschap er niet in is geslaagd aan te tonen dat de aanvraag tijdig was ingediend. De bewijslast lag bij de vennootschap, en het College concludeerde dat de aanvraag na de deadline was ingediend. De minister had de aanvraag terecht afgewezen op grond van de regels van de TVL, die vereisen dat aanvragen tijdig worden ingediend. Het College oordeelde dat de vennootschap zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van de aanvraag en dat de gevolgen van de te late indiening voor haar rekening kwamen. Het beroep van de vennootschap werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.