Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2023 in de zaak tussen
[naam 2]en
[naam 3], te [plaats] (de ondernemer)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022. De ondernemer had zijn aanvraag te laat ingediend, namelijk na de deadline van 31 maart 2022. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag als proforma aangemerkt en deze afgewezen. De ondernemer stelde dat hij niet tijdig kon aanvragen omdat hij bezig was met het herstel van zijn bedrijf na de coronamaatregelen en dat hij niet op de hoogte was van de gewijzigde aanvraagperiode.
De minister verdedigde zijn besluit door te stellen dat de ondernemer zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van de aanvraag en dat de termijnen duidelijk waren vermeld op de website van de RVO. Het College oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel, aangezien de ondernemer niet had gecontroleerd tot wanneer de aanvraagperiode liep. Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer was om zich op de hoogte te stellen van de vereisten voor subsidieaanvragen.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van de ondernemer ongegrond en bevestigde de afwijzing van de minister. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van aanvragen en de verantwoordelijkheid van ondernemers om op de hoogte te zijn van de geldende regels en termijnen.