Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van dinsdag 17 mei 2022 in de zaak tussen
Taxistad B.V.(Taxistad), te Aalsmeer, en
TAT Take a Taxi TTO(TAT), te Badhoevedorp, appellanten,
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (B&W), verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
In het vonnis van 12 maart 2019 heeft de rechtbank Amsterdam overwogen dat de opgezette sanctiestructuur trekken heeft van privatisering van rechtspraak, met dien verstande dat de gemeente, achter de schermen van de privaatrechtelijke rechtsverhouding tussen de TTO en de aangesloten chauffeurs, de wet bleef voorschrijven. Zowel het feit dat de gemeente aan de TTO’s minimum sancties voorschreef als dat onder dit systeem de TTO’s er belang bij hadden om de door de gemeente voorgestelde sancties ook daadwerkelijk te treffen, waarmee hun onafhankelijkheid onvoldoende was gewaarborgd, maakten dat dit systeem volgens de civiele voorzieningenrechter op gespannen voet stond met de algemene beginselen van een behoorlijke rechtspraak. Nu voorts met ingang van 1 februari 2018 een wijziging in de Taxiverordening 2012 was doorgevoerd die inhield dat, indien de aansluiting van een vergunninghouder bij de TTO is geschorst, de taxivergunning van rechtswege voor een gelijke periode wordt geschorst, leidde de Taxiverordening, aldus de voorzieningenrechter, tot een onaanvaardbare doorkruising van het publiekrechtelijke systeem van rechtsbescherming voor de betrokken chauffeurs. Tegen dat vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
Voorts is tijdens die zitting gebleken dat de gemeente met ingang van 15 juli 2019 feitelijk reeds een beleidswijziging heeft ingezet. De gemeente heeft haar met controle belaste ambtenaren de instructie gegeven om in het geval van sommige verkeersovertredingen die op zichzelf onder de “Gouden Vijf” vallen, maar in het concrete geval een bagatelkarakter dragen, geen rapport van bevindingen meer op te maken. De door de chauffeurs tegen TAT en Taxistad gevraagde voorzieningen zijn bij vonnis van 7 november 2019 afgewezen.
-onder druk van verweerder- wederom een gewijzigde beslissing genomen waarbij de eerder opgelegde geldstraf (wederom) werd gewijzigd naar (alsnog) een schorsing dan wel uitsluiting met de voor de chauffeurs genoemde ingrijpende financiële gevolgen.
Beslissing
- verklaart de beide beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluiten I en II;
- herroept de primaire besluiten I en II;
- herroept tevens de beide invorderingsbesluiten van 1 september 2020;
- draagt verweerder op het voor de beide zaken betaalde griffierecht van in totaal € 699,- aan appellanten te vergoeden;