In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de minister waarin de subsidie voor een vergassingsinstallatie werd vastgesteld. Appellante, een producent van papier, had eerder subsidie aangevraagd voor de realisatie van een project waarbij papierafval werd omgezet in syngas. De minister had de subsidie aanvankelijk vastgesteld op € 0,-, maar na herziening op € 70.326,60. Het College had eerder in 2019 het besluit van de minister vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het nieuwe besluit werd de subsidie vastgesteld op € 482.021,40, maar appellante was van mening dat deze vaststelling onterecht was en dat de korting van 50% die was toegepast onevenredig was. Het College oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de subsidie voor bepaalde kostenposten niet was verleend en dat de korting van 50% niet evenredig was. Het College heeft de subsidie uiteindelijk vastgesteld op € 1.607.261,40 en de minister veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan appellante wegens overschrijding van de redelijke termijn. Tevens zijn de proceskosten van appellante vergoed.