Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 oktober 2022 in de zaak tussen
[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De hoogte van de omzetderving wordt vastgesteld op 70% van het omzetverlies, nadat dit is verminderd met het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn afgenomen. Voor gedupeerde ondernemingen in de sierteelt en voedingstuinbouw die hun teeltoppervlak na 12 maart 2017 met minimaal 10% hebben uitgebreid, wordt de tegemoetkoming berekend op basis van de omzetderving per vierkante meter.
Oordeel van het College
7.3.3 Evenmin is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat de omzetverliesdrempel voor alle betrokken ondernemers geldt en op dezelfde manier wordt berekend. Daarom is ook geen sprake van een willekeurige verdeling van overheidsgelden. Het tegendeel is het geval, want aan andere ondernemers in dezelfde positie als appellant wordt ook geen subsidie verleend. Met zijn argument dat wel steun verleend wordt aan ondernemingen die niets hebben gedaan om schade te voorkomen ziet appellant over het hoofd dat het voor elke onderneming van belang om het omzetverlies zoveel mogelijk te beperken, omdat de compensatie van het geleden omzetverlies maar 70% bedraagt. Het College ziet daarom ook geen reden waarom de TLTO niet in overeenstemming zou zijn met de doelstellingen van artikel 15 van de Landbouwwet.
7.3.4 Het College ziet geen omstandigheden die maken dat artikel 2 van de TLTO op grond van het evenredigheidsbeginsel buiten toepassing zou moeten blijven. De intensivering van de teelt door de gefaseerde omschakeling naar alleen Santini’s, die heeft geleid tot een geleidelijke stijging van de omzet in de jaren 2017-2019, is een ondernemerskeuze. Daardoor is de omzet van alleen 2019 representatiever voor de bedrijfsvoering zoals die in 2020 was dan die van 2017 en 2018, maar dat leidt niet tot een zodanig schrijnend gevolg dat daarom van de TLTO moet worden afgeweken.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.