Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2019 in de zaak tussen
V.O.F. [naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
niet-grondgebonden bedrijf wordt aangemerkt onder het fosfaatrechtenstelsel. De generieke korting legt op haar een disproportionele last. Appellante verwijst naar de uitspraak van het College van 13 augustus 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:341). Het compenseren van het door de korting ontstane tekort aan fosfaatrecht kost appellante ongeveer € 140.000,-. Deze korting is enkel en alleen het gevolg van het feit dat de percelen landbouwgrond van het andere relatienummer van appellante niet bij de fosfaatruimte zijn meegenomen. Dit raakt haar onevenredig hard.
niet-grondgebonden bedrijf wordt aangemerkt en bijgevolg op haar fosfaatrecht wordt gekort, bekent dan ook niet dat zij reeds om die reden onevenredig door het fosfaatrechtenstelsel wordt getroffen (vergelijk de uitspraak van het College van 27 augustus 2019, ECLI:NL:CBB:2019:376). Anders dan appellante aanvoert, kan haar situatie niet op één lijn worden gesteld met de situatie in de zaak die heeft geleid tot de door haar aangehaalde uitspraak van 13 augustus 2019. In die zaak, waarin het ging om een verpachting van percelen landbouwgrond die leidde tot een korting op het fosfaatrecht, betrof de verpachting een eenmalige en tijdelijke aangelegenheid waarvan de nadelige gevolgen voor de betrokken veehouder ten tijde van het aangaan van de pachtovereenkomst niet waren te voorzien. In het geval van appellante gaat het niet om een eenmalige en tijdelijke aangelegenheid, maar om een bestendige situatie van twee gescheiden bedrijven die over hun eigen percelen landouwgrond willen beschikken en waaraan, zoals hiervoor reeds overwogen, gunstige en ongunstige rechtsgevolgen kunnen zijn verbonden. De belangen die zijn gediend met het fosfaatrechtenstelsel (de bescherming van het milieu en de volksgezondheid en het voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Nitraatrichtlijn) dienen in dit geval zwaarder te wegen dan de belangen van appellante. Van een individuele en buitensporige last is geen sprake.