In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 14 mei 2024, zijn de beroepen van eiseres tegen de besluiten van de ISD Brabantse Wal ongegrond verklaard. Eiseres had vanaf 7 december 2007 een bijstandsuitkering ontvangen, maar deze werd ingetrokken op basis van een onderzoek naar haar vermogen in het buitenland. De ISD stelde vast dat eiseres niet had gemeld dat haar ex-man een winkelpand in Turkije bezat en dat zij een bankrekening in Turkije had. De rechtbank oordeelde dat eiseres de inlichtingenverplichting had geschonden, wat een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand en de terugvordering van € 188.937,76 aan ten onrechte verleende bijstand. De rechtbank concludeerde dat de ISD terecht had gehandeld en dat er geen sprake was van schending van het recht op een eerlijk proces. De rechtbank benadrukte dat de ISD niet verplicht was om eiseres te wijzen op haar zwijgrecht, aangezien het hier niet ging om een strafrechtelijke procedure. De beroepen van eiseres werden afgewezen, en de besluiten van de ISD bleven in stand, zonder terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.