ECLI:NL:CRVB:2022:2743
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de wijziging van een maatregel van 100% bijstandsverlaging wegens niet-nakoming van re-integratieverplichtingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarbij zijn bijstandsverlening op grond van de Participatiewet (PW) met 100% werd verlaagd gedurende een maand. De aanleiding voor deze maatregel was het niet verschijnen van appellant op een herexamen dat deel uitmaakte van een door het college aangeboden re-integratietraject. Appellant had eerder een opleiding tot Industrieel Brandwacht gevolgd, maar was niet geslaagd voor de cursus 'Gasmeten Basis'. Hij kreeg een herkansing onder de voorwaarde dat hij op alle drie de lesdagen aanwezig zou zijn. Appellant is echter op geen van deze dagen verschenen, wat leidde tot de maatregel van bijstandsverlaging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad oordeelt dat het college terecht heeft vastgesteld dat appellant zijn verplichtingen niet is nagekomen. Appellant had aangevoerd dat hij dacht dat hij slechts op één dag aanwezig hoefde te zijn, maar deze stelling werd niet onderbouwd. De Raad concludeert dat het college in beginsel verplicht was om de bijstand te verlagen, en dat er geen sprake was van verwijtbaarheid aan de zijde van appellant die het college zou kunnen vrijwaren van het opleggen van de maatregel. De wijziging van de wettelijke grondslag door het college werd ook niet als problematisch gezien, aangezien de bijstandsverlaging in wezen niet was veranderd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.