Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
In het algemeen zullen wij belanghebbenden adviseren om vooralsnog niet in te stemmen met het doen van een vervangende betaling”. Als motivering is daarbij gegeven, in de kern, (i) dat de Hoge Raad geen volledig rechtsherstel biedt omdat uitgegaan wordt van een vergelijking op alleen fondsniveau en omdat sprake is van strijdigheid met het Unierecht, en (ii) dat de vervangende betaling alleen over Nederlandse inkomsten moet worden berekend en dat er in ieder geval een aftrek van circa 5% moet worden toegestaan voor de gemaakte kosten, zodat in ieder geval over de kosten van het fonds een teruggave van dividendbelasting wordt verleend. Verder heeft de gemachtigde onder meer aangevoerd, kort gezegd, de beslissing van de Hoge Raad van 9 april 2021 [3] (hierna: de beslissing van de Hoge Raad van 9 april 2021) inzake de afdrachtsverminderingsregeling (Unierechtelijk) onjuist te achten.
2.Beoordeling door de rechtbank
3.Conclusie en gevolgen
4.Beslissing
- het beroep ongegrond;
- het beroep niet-ontvankelijk zo en voor zover het mede is ingesteld namens de participant(en) als bedoeld in 2.10.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;