In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 oktober 2020. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van belasting van personenauto’s en motorrijwielen over de maand mei 2019. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting op 10 maart 2022, maar beschikte niet over de benodigde stukken. Na een tweede zitting op 7 februari 2023, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren, heeft de rechtbank de feiten en argumenten van beide partijen overwogen. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt de uitspraak op bezwaar en verleent teruggaaf van bpm voor € 566. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 952 en de minister tot € 1.048. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het griffierecht van € 178 aan belanghebbende moet vergoeden. De rechtbank merkt op dat indien de vergoedingen niet tijdig worden betaald, wettelijke rente verschuldigd is.