Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
2.Overwegingen
- Een rentebeschikking van € 8 verband houdende met een teruggaaf van bpm van
- Een rentevergoeding van € 4 verband houdende met een teruggaaf van bpm van
3.Beslissing
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- wijzigt de rentebeschikkingen aldus dat de rente wordt berekend op basis van een rentepercentage dat is vastgesteld met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 2.9 en 2.10 en met handhaving van de overige elementen van de berekeningen;
- verklaart zich onbevoegd om in deze procedure uitspraak te doen over de verzochte rentevergoeding ter zake van terugbetaling van Bpm voor zover de vaststelling daarvan tot de bevoegdheid van de ontvanger hoort;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 583,33;
- veroordeelt de minister tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 1.138,50;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 690 aan belanghebbende vergoedt;
- beslist dat, indien de immateriëleschadevergoeding, de proceskostenvergoeding en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
mr. A. Krishnapillai, op 7 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;