Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
- Van de zijde van belanghebbende: 4 maart 2019 en 6 augustus 2019 (steeds voor beide jaren tezamen);
- Van de zijde van de inspecteur: 23 mei 2019 (twee afzonderlijke brieven voor beide jaren).
2.Feiten
Lening’.
Overeenkomst’).”
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Vergoeding van immateriële schade i.v.m. overschrijding redelijke termijn
6.Proceskosten
7.Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het ziet op de voorlopige aanslag IB/PVV 2014;
- verklaart de beroepen voor het overige gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de aanslagen IB/PVV 2013 en 2014 en de daarmee samenhangende beschikkingen;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2013 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 266.456 met handhaving van de overige elementen, en vermindert de belastingrente dienovereenkomstig;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2014 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 2.693.753 met handhaving van de overige elementen, en vermindert de belastingrente dienovereenkomstig;